Oma maakt labrador pups klaar

Over uitgelachen worden en hond eten.

Niet echt. Maar wel in mijn droom. Een bizarre droom.

Ik zie een tiental blonde labradorpups voor me, van die soort die voorkomen in die reclame voor WC-papier. Wellicht een maand of 3-4 oud. Mijn grootmoeder vertelt me dat ze naar de markt geweest is en dat ze er het volledige nest gekocht heeft. ‘Want ik wil dat een keer proberen’ zegt ze me. ‘Proberen’ in de zin van ‘klaarmaken’. In de pot draaien dus.
Het volgende moment staan we met alle pups aan het aanrecht. Ze maakt aanstalten om de pups levend te villen en begint een snede te maken achteraan aan de zijkant, net naast de staart. Ik sta erbij, ik kijk ernaar, ik heb ook een mes in mijn handen. Blijkbaar wordt er van me verwacht dat ik meehelp met het klaarmaken van het eten. Ongeloof overvalt me. Neen, ik kan dit niet… Dat mag niet! Ik wil dit niet! … ‘Dat kan je toch niet verwachten van mij?’ prevel ik. De zus van mijn grootmoeder is er ook bij – zoals vroeger ook altijd was – en lacht met me. Niet *naar* me, maar met me. Het komt bij mij over als uitlachen, ‘wat ben jij toch een sentimentele ziel, hahaha’… 

Ik word wakker…
Mijn grootmoeder is al lang geleden overleden, en alhoewel ik het altijd leuk vind om haar eens in mijn dromen terug te zien, was dit toch wel een vreemde en onaangename ervaring. Voor alle duidelijkheid: ze heeft nooit honden in de pot gedraaid (toch niet zover ik weet). Maar ze had er klaarblijkelijk geen probleem mee om zelf (bepaalde) dieren een kopje kleiner te maken en ze te bereiden. En ze met heel veel smaak op te eten. Ik zeg wel ‘klaarblijkelijk’, want we hebben het er nooit echt over gehad, dus ik ga enkel maar af op mijn herinneringen van haar. Ik zie nog zo de beelden voor me van de paling die ze levend vilde: in één ferme ruk het vel eraf stropen en hopla, daar gaat ie dan in stukjes. Als kind was ik gefascineerd door de nog steeds kronkelende stukjes paling, maar het vervulde me ook met afgrijzen en gevoelens van meedeleven. Hetzelfde met de fluwelen zachte konijnenpootjes bengelend aan het gevilde konijn, en de spartelende tongen of pladijzen in de plastieken zakjes, recht uit zee op haar keukenblad ‘gesprongen’.

Hond eten

Het was dus niet zozeer het feit dat ze nu eens ‘hond’ ging klaarmaken dat me echt trof in deze droom. Ik heb al veel beelden uit China gezien van honden die levend gevild worden en van geroosterde honden op de markt (genoeg foto’s te zien via Google afbeeldingen, zie ook dit filmpje).

hondenvlees markt China

In de dierenbeweging circuleren ook veel posters van het genre ‘wie streel je? wie eet je?’ en tonen een hond naast een varken. Waarom de ene opeten en de andere niet? (over dergelijke campagnes zeker nog eens meer in een volgende blog). Het filmpje van Melanie Joy’s boek ‘Why we love dogs, eat pigs and wear cows’  begint ook met een gesprek over het klaarmaken van ‘golden retriever’ (zie het filmpje). Het is dus helemaal niet zo vreemd dat dat het ‘eten van honden’ in mijn droom voorkomt.
boektrailer Why we Love Dogs, Eat Pigs and Wear Cows

Uitlachen

Het vierkant uitgelachen worden in deze droom irriteerde en frustreerde me mateloos en gaf me een heel onaangenaam gevoel. Mijn afkeer en weigering om te participeren in dierenleed werd direct afgedaan als ‘sentimentaliteit’, werd weggelachen. Zonder er veel woorden aan vuil te maken, zonder erover te discussiëren.
En dat is me in de realiteit wél al overkomen. Je zegt dat je vegetariër bent, of het gesprek gaat over mishandeling van dieren, en mensen maken er zich vanaf met een grapje. Ze lachen er eens goed mee, of nog persoonlijker: ze lachen jou uit.
Waarom? Omdat ze er niet willen of kunnen over discussiëren? Staat het gelijk aan ‘weglachen’? Omdat ze zo overtuigd zijn van hun eigen ‘gelijk’ dat ze jou ridicuul vinden en er geen woorden willen aan vuilmaken? Te gek voor woorden dus?
Uitlachen lijkt mij vooral een teken van onmacht om te discussieren. Omdat men weet dat men geen argumenten heeft om de onderdrukking en het lijden van dieren te onderbouwen. Het onderwerp dan maar ‘weglachen’ is al wat overblijft.

first they ignore you, then they laugh at you, then they fight you, then you win.

Die momenten waarbij je als vegetariër uitgelachen wordt vind ik dan ook de moeilijkste om mee om te gaan en ik heb ook geen standaardmanier om erop te reageren. Soms kan je proberen om toch een discussie aan te gaan, soms is het misschien beter om je ervan af te maken met een kwinkslag.
Het doet me denken aan de alom geciteerde quote*, over de succesvolle evolutie van geweldloos verzet: first they ignore you, then they laugh at you, then they fight you, then you win (eerst negeren ze je, dan lachen ze je met je, dan bestrijden ze je en dan win je).
Het stadium van het ‘negeren’ is voorbij. Het uitlachen jammer genoeg nog niet, al komen die ridiculiserende reacties – naar mijn aanvoelen toch – steeds minder voor. Of die evolutie voor vegetarisme verder ook verloopt zoals het citaat aangeeft, is nog een heel andere zaak en zal de de toekomst moeten uitwijzen.

NOOT
*Het citaat wordt vaak toegeschreven aan Ghandi, maar dat is niet zeker, zie wikipedia

Geef een reactie